Ik ben Famke Breeuwer, seniorbegeleider bij MET de wijk, onderdeel van MET ggz. Naast mijn taken als coördinator van cliënttrainingen ben ik ook trainer. MET ggz wil het herstel en de maatschappelijke participatie van cliënten bevorderen. Daarom werken we onder andere met de IRB-methodiek binnen de begeleiding. Alle begeleiders zijn opgeleid in de IRB en kunnen de IRB toepassen. We werken echter ook met IRB- leerprogramma’s en met een IRB- programmatische toepassing in trainingen voor cliënten. Op die manier werken we doelgericht aan de participatiebevordering van door de cliënt gestelde doelen.
Voorafgaand aan de training geven deelnemers aan wat ze willen leren op een leerwensenformulier. Aan de hand daarvan stellen we een passende training samen die zoveel mogelijk aansluit bij de leerwensen van de deelnemers. Deelnemers zijn op de hoogte van elkaars leerwensen en leren in groepsverband van en met elkaar. Het werken in een groep kan een grote meerwaarde zijn. Vaak neemt een deelnemer eerder iets aan van een andere deelnemer dan van de trainer. Ik vind het ontzettend leuk om dit proces op gang te brengen. Na afloop van een training zijn deelnemers vaak enthousiast en meestal geven ze aan dat ze hun leerwensen bereikt hebben of dat ze grote stappen hebben gezet. Soms vindt het leerproces echter onbewust plaats.
Mike, een stoere jongeman van 20 jaar met tatoeages en grote piercings in zijn oren en – voor wat het waard is – met de diagnose ASS, woonde voor de eerste keer de training ‘Zelfstandig Wonen’ bij. Voorafgaand aan de training gaf Mike aan dat hij weinig te leren had. Dit terwijl op zijn leerwensenformulier stond aangegeven dat hij een leerwens had op het gebied van ‘Beleefd omgaan met buren en, indien nodig, het maken van omgangsafspraken’. Volgens Mike had zijn begeleider dit als leerwens aangekruist, het probleem ‘lag immers niet bij hem, zijn buren waren overgevoelig’. Mike gaf aan gitaar te spelen en dit te doen wanneer hij daar zin in had. Zijn gedrag had echter geleid tot klachten bij de woningbouw. Hij gaf aan dat hij daarover nooit rechtstreeks benaderd was, wat hem frustreerde.
Een aantal lessen later behandelden we het thema ’Omgaan met buren’. We deden dit door onder andere plaatjes te laten zien van tuinen van buren. We bespraken onderwerpen als ‘Bij wie zou je in nood aankloppen, om bijvoorbeeld even op je hond te passen of om een pakketje aan te nemen’, en ‘Hoe zien buren jou?’. Ook oefenden we met de vaardigheden ‘Jezelf voorstellen aan nieuwe buren’ en ‘Hoe bespreek ik overlast?’.
In het afsluitende gesprek, waarin we ook evalueren, sprak ik Mike opnieuw. Hij had niet zoveel geleerd van de training, vertelde hij. Mike was inmiddels verhuisd naar een oefenwoning en hij had reeds contact gehad met zijn nieuwe buurvrouw. Hij wist te vertellen dat zij al om 6.00 uur opstond om naar school te gaan en daarnaast veel thuis moest studeren. Ze ging ook op tijd naar bed. Hij had besloten om alleen gitaar te spelen als zij op school was. De muren waren immers slecht geïsoleerd. Ze hadden telefoonnummers uitgewisseld en afgesproken dat als ze overlast ervaarde, dat zij een berichtje zou sturen. Als hij ging verhuizen naar een eigen woning, dan zou hij zeker zelf kennis gaan maken met de buren. “Zie je hoe ik eruitzie?”, vroeg hij. “Sommige mensen schrikken daarvan en durven me niet aan te spreken.”
Tja, ‘niet zoveel geleerd’?